De jaren dertig van de vorige eeuw. Het is crisis. In de autobranche is de sfeer verre van collegiaal. Het is ondenkbaar dat een werkplaatschef technische informatie vraagt aan zijn collega van een concurrerend bedrijf. De economische omstandigheden dwingen elk autobedrijf te vechten voor zijn eigen klanten en inkomsten. Broodnijd regeert. Dat verandert in de oorlog. De strijd om het bestaan wordt weliswaar nog zwaarder, maar de saamhorigheid onder Nederlanders groeit.
Al snel zijn de menselijke verhoudingen om samen die oorlog te overleven belangrijker dan concurrentiële voordeeltjes. In Den Haag dwingt de bezetter grote autobedrijven om herstelwerkzaamheden aan vrachtwagens en personenauto's uit te voeren. De technische uitdagingen zijn immens: de bezetter komt met onbekende voertuigen, en de beschikbaarheid van onderdelen en brandstof is vrijwel nihil. Auto's met gasgeneratoren op turf, kolen, hout of lichtgas rijdend houden is geen sinecure.

Het ontstaan van ATC
Elke autotechnicus staat alleen. Rond 1943-1944 doen enkele Haagse bedrijfsleiders schuchtere pogingen om bij collega's te informeren of zij oplossingen hebben voor bepaalde problemen. Ze leren elkaar al snel te vertrouwen, en wisselen ervaringen en onderdelen uit. Voorzitter Roskam van afdeling Den Haag schrijft in 1971: "Deze illegaal gehouden bijeenkomsten waren beslist niet van gevaar ontbloot, omdat de bezetters ieder regelmatig contact - en ook ditmaal niet ten onrechte - met argusogen bekeek. Vaak moest van lokaliteit worden gewisseld." Uit dit groepje van twaalf personen ontstaat op 4 juli 1946 de Auto Technische Club (ATC), opgericht door J.H. Ruts. Bij elk ATC-lustrum wordt herdacht hoe belangrijk J.H. Ruts voor de vereniging is, al is zijn voornaam bij velen onbekend - Ruts is een meneer.

AMT en ATC vinden elkaar
Ruts weet dat de ATC alleen kans van slagen heeft als ze zich verbindt aan een gevestigde naam in de journalistiek. Die vindt hij in Auto & Motor Techniek, aanvankelijk verschenen onder de naam Auto Techniek, het onafhankelijke maandblad voor garagehouders en auto- en motorhandelaren. AMT verschijnt voor het eerst in 1937. Hoofdredacteur Johannes Ringk laat bij zijn overlijden in de oorlog een tijdschrift na "dat alom in den lande bij de autotechnici grote waardering ondervindt," aldus uitgever Van Lonkhuyzen - Zeist.
Hoewel het in de laatste oorlogsjaren niet is verschenen, is AMT nog steeds een gevestigde titel. Van Lonkhuyzen zet AMT opnieuw krachtig in de markt en benoemt als hoofdredacteur de later legendarische J. Koolhaas Revers, een van de grondleggers van de Nederlandse autojournalistiek. Ook hij gaat de geschiedenis in zonder voornaam. Ruts en Koolhaas Revers besluiten dat AMT vanaf 1 januari 1947 het officiële orgaan van de ATC wordt; een hechte samenwerking is geboren.
AMT en ATC brengen Nederland in beweging
Na de bevrijding ligt er een taak voor AMT én ATC. Hun missie is duidelijk: de weinige auto's die de oorlog hebben overleefd, moeten met creativiteit en improvisatie weer rijdend worden gemaakt. Nederland moet in beweging komen. Hoewel ATC dan nog alleen uit de afdeling Den Haag bestaat, is Ruts ambitieus en stimuleert hij met 'gloedvolle betogen' de oprichting van lokale afdelingen. In april 1947 ontstaat de afdeling Rotterdam. Een halfjaar later volgt Amsterdam, de aankondigingen verschijnen in AMT. Nog datzelfde jaar komen de drie afdelingen bijeen om een dagelijks- en een hoofdbestuur te vormen. Ruts neemt de leiding van deze landelijke ATC op zich, met Koolhaas Revers als betrokken adviseur en bondgenoot.

Wat staat er in AMT?
AMT geeft onderhoudstips en reparatieadviezen. De populaire rubriek 'Monteur Van der Spek vindt het lek!' biedt maandelijks oplossingen van raadselachtige storingen en leert autotechnici hoe je diagnose stelt volgens logische stappen. AMT schrijft over technische nieuwigheden als automatische chokes, halfbolvormige cilinderkoppen, carterventilatie en LPG als nieuwe brandstof. Alles draait om wat hoofdredacteur Hugo Claver van AMT - een verre opvolger van Koolhaas Revers - noemt: "kennisoverdracht, verdieping en een laserscherpe focus op praktische toepasbaarheid."
Zelfs de ingezonden brieven zijn leerrijk en uitleggerig; bijna in Wikipedia-stijl, avant la lettre. Tussen de personeelsadvertenties, 'Koni zoekt een monteur', staan ook commerciële advertenties van onder meer Hazet chroomvanadium gereedschap. Het officiële ATC-deel bevat statuten en het huishoudelijk reglement, bestuursmededelingen, aankondigingen en jaarverslagen. AMT publiceert zelfs lijsten met nieuwe ATC-leden, zodat autotechnici elkaar in de afdelingen kunnen vinden.

Lezingen en kennisdeling
Er is behoefte aan samenwerking. Tussen 1952 en 1957 ontstaan afdelingen in Groningen, Friesland, Alkmaar, Het Gooi, Deventer Zutphen en Almelo. Zodra de R in de maand zit, organiseren de inmiddels twintig afdelingen - ook in België - samen meer dan tweehonderd lezingen, filmavonden, bedrijfsbezoeken en excursies per jaar. De sprekers en bezochte bedrijven zijn vaak ook adverteerders in AMT. De afdeling Breda bezoekt 'in een prettige sfeer en clubgeest' de GM-fabriek in Antwerpen en de afdeling Eindhoven bezoekt de raffinaderij van de Bataafse Petroleum Maatschappij in Pernis.
Lezingen, zoals over de werking van de Wankelmotor, en 'voordrachten, zoals die over lichtmetalen zuigers, verzorgd door Machinefabriek v.h. Winthouwer uit Amsterdam, trekken volle zalen. ATC laat ook in Den Haag van zich horen: in 1968 roept de vereniging de minister van Verkeer op iets te doen aan de import van gevaarlijk slechte auto’s uit het buitenland. "Nederland heeft de naam van vuilnisbak van Europa," aldus ATC, "maar een concept voor de periodieke autokeuring blijft op het bureau van de minister liggen."
Het bruist van initiatieven
De jaren veertig, vijftig en zestig zijn een periode van groei en daadkracht. In 1949 wordt de Contactcommissie ATC-VAM opgericht (later de Adviescommissie Vakopleiding ATC). ATC streeft naar een middelbare opleiding voor bedrijfsleiders, vergelijkbaar met de ATS in Apeldoorn. "Doch dan erkend als een school voor Middelbaar Nijverheidsonderwijs", zo is in 1951 in AMT te lezen.
In 1955 publiceert AMT het Reglement Studiefonds ATC en het Uitleenreglement ATC bibliotheek. In diezelfde tijd beginnen de afdelingen met patroonsdiploma-cursussen. ATC blaakt van zelfvertrouwen en laat in 1955 zelfs een eigen vlag ontwerpen: drie horizontale banen - blauw, wit, blauw - met in de middelste baan een blauw-goud ATC-embleem.
De techniek schrijdt intussen razendsnel voort. AMT publiceert over doopolie, automatische gangwissels en de intrede van de computer, waarna de ATC-afdelingen die onderwerpen aangrijpen voor lezingen en cursussen. In 1964 presenteert ATC zich voor het eerst op de vakbeurs Autovak; de folders die daar worden uitgedeeld zijn in grote oplage gedrukt door Van Lonkhuyzen. Twee jaar later volgt zelfs de eerste direct mailing - een modern communicatiemiddel voor die tijd.

Rijker aan kennis na een ATC-avond
De heer Brummelkamp, zonder voornaam, is chef van de Technische Dienst van de Noord- en Zuidhollandse Tramwegmaatschappij (NZH). Hij wordt in 1971 het 2.500e ATC-lid. Er heerst in die tijd zorg over de 'ongelimiteerde' ledenuitbreiding. Men vreest dat de technische kennis daardoor verwatert: voor de een is een lezing te moeilijk, voor de ander juist te eenvoudig.
Een groter probleem is echter het lage opkomstpercentage. In Den Haag ligt dat in 1971 op slechts 25 procent, en afdelingsvoorzitter Roskam schrijft met lichte frustratie: "Het is spijtig te moeten constateren dat er nog steeds leden zijn die niet weten in welke prachtige behuizing met enorme faciliteiten wij onze avonden mogen organiseren."
Hij doet een dringende oproep aan alle leden om de bijeenkomsten te bezoeken, want, zo benadrukt Roskam: "Je steekt er altijd wat van op." De grootste verdienste van ATC is dat iedereen zich na een bijeenkomst rijker voelt aan kennis.

De sociale kant: hoeksteen van ATC
Sinds de oprichting van de ATC zijn talloze autotechnici een paar treden hoger op de maatschappelijke ladder geklommen. De excursies, lezingen en ontmoetingen bieden niet alleen kennis, maar ook motivatie en vriendschap. Tijdens de ATC-avonden leren schadeherstellers, docenten van technische scholen, revisie- en restauratiebedrijven, dealerbedrijven, universele garages, banden-, caravan- en aircospecialisten elkaar kennen. Nog altijd ontstaan daar de beste contacten met collega's in omringende bedrijven; handig voor wie de volgende dag even met een dealer of specialist wil overleggen over een technisch probleem.
Weet waar je informatie zoekt
Wie vandaag in een moderne werkplaats rondloopt, ziet misschien niet meer dat de basis van ons vak ooit in schaarste en solidariteit werd gelegd. Al op de drempel van de jaren zeventig merkt ATC een verschuiving in het vak: steeds meer autotechnici worden specialisten, met diepgaande kennis van slechts een beperkt onderdeel van het vakgebied. In AMT staat: "Hun terrein is echter meestal begrensd; op zijpaden raken ze gemakkelijk verdwaald. Zijn ze lid van de ATC dan kunnen zij bij collega's naar de juiste weg vragen. Het is al zo dikwijls gezegd: veel weten is niet zo belangrijk, maar weten waar je het kan vinden, daar gaat het om."

ATC-avond of YouTube raadplegen?
Inmiddels is ATC weer terug op het ledenaantal van de jaren zeventig en dat betekent bijna een halvering van de vijfduizend leden die ATC net niet heeft gehaald. Er komen minder leden naar de ATC-avonden, en de leden die wel komen zijn niet meer actief in het bedrijfsleven. Dat maakt het geven van een lezing ook minder interessant; veel sprekers en bedrijven - adverteerders in AMT - zoeken immers verbinding met actief sleutelende technici. Wim Donkervoort, voormalig ATC-voorzitter, verwoordt in 2021 in AMT dat jongeren minder binding voelen met ATC. "Ze tikken liever iets in op Google of YouTube, dan dat ze naar een interessante lezing gaan."

Kan je persoonlijk contact digitaliseren?
Wat decennialang vanzelfsprekend leek, verandert langzaam aan het begin van de 21e eeuw. AMT maakt de overstap naar online kennisoverdracht probleemloos. Voor ATC blijkt dat lastig; persoonlijk contact laat zich immers niet digitaliseren. Dat wordt pijnlijk duidelijk tijdens de coronaperiode, wanneer er gedurende anderhalf jaar geen fysieke bijeenkomsten mogelijk zijn. In samenwerking met AMT worden lezingen als online livestreams georganiseerd. Die worden goed bekeken en gewaardeerd, maar corona toont hoe kwetsbaar fysieke zaalbijeenkomsten zijn.
Bovendien organiseren importeurs, leveranciers, brancheorganisaties en kennisinstituten inmiddels hun eigen events waar technici kunnen netwerken en zich laten inspireren en motiveren. De bijeenkomsten zijn geen exclusieve ATC-aangelegenheid meer.

Balans opgemaakt: waar ging het mis?
Bijna tachtig jaar lang vormden AMT en ATC een vanzelfsprekende eenheid. Samen brachten ze kennis, vakmanschap en trots in de Nederlandse autobranche. ATC’ers schreven als gastredacteuren in AMT, redacteuren van AMT hadden zitting in ATC besturen en waren vaste gasten op honderden lezingen. Net als in de oorlog gold voor Ruts en Koolhaas Revers maar één criterium: je bent collega. Samen vorm je een gemeenschap van autotechnici, gebouwd op vertrouwen. Wat tijdens de oorlog begon in een paar Haagse werkplaatsen met twaalf mannen die elkaar durfden te vertrouwen, eindigt in een tijd waarin de informatiebehoefte snel verandert.
Het partnerschap hield 79 jaar stand, totdat ATC concludeerde dat de belangen niet langer parallel liepen. Hugo Claver, hoofdredacteur van AMT, respecteert de beslissing van ATC om de relatie per 1 januari 2026 te beëindigen. Voor ATC’ers betekent het een gemis: geen toegang meer tot AMT-informatie en de AMT Reparatiewijzer, wat dankzij AMT jarenlang tot het vaste gereedschap van de vereniging behoorde.
Zou oprichter J.H. Ruts, de visionair zonder voornaam, dat ooit hebben laten gebeuren?











