Op initiatief van een Britse autotechnische uitgever kiest een 62-koppige jury uit 30 landen sinds 1999 elk jaar de beste motoren. Ja, ook ons land is vertegenwoordigd, door autoredacteur Jeroen Jongeneel van De Telegraaf. De juryleden zijn over de hele wereld verspreid: Noord- en Zuid-Amerika, Japan, China, Rusland, alles zit erin.
Het gaat bij de verkiezing namelijk niet alleen om mooie constructieve kenmerken en slimme oplossingen, maar vooral ook om het praktisch resultaat. Hoe fijn rijdt een auto met een bepaald type motor?

11 + 1 winnaars
De verkiezing is verdeeld in elf categorieën, merendeels bepaald door motorinhouden van klein tot groot. Daarnaast zijn er prijzen voor de zuinigste en de sportiefste krachtbron, en een prijs voor de beste nieuwe motor van het laatste jaar.
Een motor hoeft dus niet nieuw te zijn om te scoren, zo lang hij maar de beste in zijn klasse is. Elke beoordeelde motor krijgt per jurylid een puntenwaardering. Op basis daarvan wordt uit de elf klassenwinnaars een algemeen topper bepaald die de meeste punten verzamelde.

BMW grossiert

Voor het derde opeenvolgend jaar gaat BMW met de hoofdprijs aan de haal. De twee voorgaande jaren was het instrument daarvoor de 5.0 V10 uit het model M5. En deze keer dus de 3.0 biturbo uit de 335i, tevens klassenwinnaar als ‘beste nieuwe motor’ en ‘beste van 2,5 tot 3 liter’.

Het wordt haast saai, want ook in 2001 en 2002 kwam een BMW-aggregaat als Motor van het Jaar uit de bus. Vijf hoofdprijzen uit negen verkiezingen. Alleen al dit jaar pakte BMW zes van de elf klassen.
Twee noemden we hiervoor al. Daarnaast bleef als beste sportmotor en beste boven 4 liter de 5.0 V10 ongeslagen, won hun 2.5 zescilinder de klasse van 2,0 tot 2,5 liter, en heeft toch vooral BMW het grootste aandeel in de 1.6 voor de Mini en Peugeot 207 die samen met PSA werd ontwikkeld. Goed voor de zege in de klasse 1,4 tot 1,8 liter.

Ook Audi, Porsche en Toyota

Het beste resultaat in zuinigheid ziet de jury al jaren bij de hybride-aandrijving van de Toyota Prius. Zo ook dit keer, daarnaast kwam de 1.0 driecilinder motor voor de Aygo als beste uit de bus in de klasse tot 1 liter. Opmerkelijk dat diezelfde motor niet eerder werd bekroond, hij verscheen al eind 2004, het eerst in de Daihatsu Sirion 2.
Er is ook geen eer voor PSA dat deze motor gebruikt in de Citroën C1 en Peugeot 107, uit dezelfde fabriek als de Toyota Aygo. De kleinste motor voor dit trio wordt door Toyota gebouwd, de grotere komen uit PSA fabrieken. Kennelijk kon de combinatie van deze 1.0 met een Sirion 2 de jury eerder niet bekoren, hoewel Daihatsu (in meerderheid eigendom van Toyota) veel van het ontwikkelingswerk deed.

Net zo enthousiast als Toyota, meldt Audi een Motor van het Jaar te hebben. In de klasse van 1,8 tot 2,0 liter wonnen ze namelijk met hun 2.0 TFSI. Het VAG concern scoorde nog een tweede maal, in de klasse tot 1,4 liter, met hun 1.4 TSI.

Minder opgewonden raakt Porsche van deze verkiezing, dat stuurde niet meteen de blijde mare de wereld in dat hun 3.6 turbomotor de klasse van 3 tot 4 liter won. Een klasse waar alwéér BMW jarenlang heerste met de 3.2 zescilinder uit de M3, nu net vervangen door een 4.0 V8 (lees alles daarover in het aprilnummer van Auto & Motor TECHNIEK). Dit aggregaat kon nu nog niet meedingen, dan had hij vóór 9 mei te koop moeten zijn in een auto.

Peter Fokker (Redactie Auto & Motor TECHNIEK)