Het is van groot belang dat de rijhoek in orde is. Dat wil zeggen dat de hartlijn van de auto evenwijdig is met de rijrichting. Vooral de onafhankelijke achterwielophanging kan voor een afwijking zorgen. Let er bij het uitlijnen ook op dat het stuur zuiver in de rechtuit stand staat.

Bij auto’s met stuurbekrachtiging kan het anders gebeuren dat er een neiging ontstaat om naar links of rechts te gaan sturen. Zijn al deze zaken in orde plus de reeds door u genoemde, maak dan eens een proefrit. In het snelheidsgebied tot 80 km/h zijn de gyroscopische krachten nog klein en moet het naar rechts of links trekken als volgt te constateren zijn.

Zoek een recht stuk weg dat u in beide richtingen kunt rijden. Rijd daarbij zowel aan de rechter als aan de linker kant om de effecten van de wegbolling en de wegverkanting uit te schakelen. Als de auto een duidelijke voorkeur heeft voor de rechter of linker berm is er iets mis. Verwissel de voorwielen van plaats en ga na wat het effect is. Maakt dat niets uit, verwissel ze dan kruiselings met de achterwielen en probeer het opnieuw.

Als er geen resultaat is, verplaats dan de wielen van voor naar achter aan dezelfde kant van de auto. Zo kan worden vastgesteld of één van de banden de oorzaak is van het trekken. De door de band(en) veroorzaakte spoorkrachten dwingen de auto als een hond scheef over de weg te gaan, dus zich onder een kleine rijhoek voort te bewegen.

Moderne auto’s hebben een zo gering toe- of uitspoor en zulke kleine camberhoeken dat er slechts geringe spoorkrachten ontstaan. Een minimaal verschil in spoorkracht tussen de banden zorgt dan voor het trekken naar rechts of links. Wellicht is de zijslipmeter of spoorplaat toe aan een ,come-back’, want het maken van een proefrit is tegenwoordig nauwelijks meer mogelijk.